Op deze pagina vindt u de inleiding van Roland Leune op de bijeenkomst van onze leesgroep, met als thema
Goede avond,
Vorig jaar was de poëzieavond van het DF gewijd aan het aforisme. Ditmaal zullen
we het hebben over haiku.
Haiku heeft alles te maken met concrete natuurervaringen, ervaringen in het hier en nu. Het aforisme daarentegen bevat algemene wijsheden die overdacht en beredeneerd zijn. Bij haiku ontbreekt dat intellectuele element, en, als de haiku dan toch een wijsheid bevat, dan houdt die altijd verband met een concrete natuurervaring.
Soms worden aforismen geschreven in de vorm van een haiku, namelijk in 5-7-5 lettergrepen. Dat maakt evenwel van het aforisme geen haiku.
Haiku wordt ook wel de kolibrie onder de gedichten genoemd. De haiku is het kortste gedicht uit de wereldliteratuur zoals de kolibrie de kleinste van alle vogels is. De kolibrie heeft bovendien een lange snavel waarmee hij diep in de bloemkelken kan. Zo tracht ook de haikudichter diep in de natuur door te dringen om er bij manier van spreken de zuivere nectar uit te puren. Sommigen betwisten dat haiku tot de poëzie moet worden gerekend maar meestal wordt toch aangenomen dat het haikuvers een poëtische vonk moet bevatten. Wat de spelling betreft, het woord haiku wordt ofwel met een “u” ofwel met een “oe” geschreven. Beide spellingswijzen hebben hun voor- en tegenstanders.
Haiku is afkomstig uit Japan maar heeft zich naar het Westen verspreid na de Tweede Wereldoorlog. Het vers heeft hoofdzakelijk – vroeger zelfs uitsluitend – betrekking op de natuur: dieren, planten, dingen, enz., zelfs op onooglijke schepsels zoals muggen, slakjes, vliegen … De haiku is dus een natuurgedicht waar onderwerpen als wolken, water, vlinders, bomen, planten en bloemen (in Japan vooral kersenbloesems) aan bod komen. Kenmerkend voor haiku is de welwillende houding tegenover de natuur. Wanneer de tekst van een haiku een vijandige of minachtende houding zou uitdrukken, dan zou deze niet als een haiku worden beschouwd. Dit hangt samen met de oorspronkelijk sterk boeddhistische inslag van haiku. Medeleven met alle schepselen staat immers centraal in het boeddhisme.
Haiku is een expressie van verwondering, een plotselinge flits van inzicht in een samenhang. Volgens mevrouw Van Tooren die een klassiek werk over dit onderwerp geschreven heeft is haiku een snelle, betekenisvolle natuurimpressie, een heel vluchtig ogenblik maar waarin een diepe essentie wordt aangeraakt. Een gewone mededeling,vaststelling of melding in 5-7-5 syllaben wordt niet als een haiku beschouwd.
Haiku is een heel belangrijke dichtvorm uit de traditionele Japanse poëzie. Het heeft al een voorgeschiedenis van ruim duizend jaar.
Aan de basis ligt een andere Japanse dichtvorm, die ook nu nog veel voorkomt: de tanka. Dit is een versvorm bestaande uit 5-7-5-7-7 lettergrepen. De drieregelige beginstrofe of openingsvers vormde een afgerond geheel: de hokku. De hokku's en tanka's zijn gegroeid uit dichtwedstrijden die aan het keizerlijjk hof werden georganiseerd. De ene dichter bracht het openingsvers aan, de hokku, waarop de andere dan repliceerde met twee regels van elk 7 lettergrepen. Op die manier ontstonden soms hele schakels van tanka's die tezamen een renga of kettingvers vormden. Later werd het openingsvers een zelfstandig gedicht, de haiku. Het woord haiku komt van de Japanse haikudichter Shiki (negentiende eeuw).
Naast de ernstige haiku ontstond er een lichtvoetiger variant met dezelfde formele structuur van 5-7-5: de senryu. Senryu is humoristisch maar het is altijd een milde humor die nooit bijtend of kwetsend is. Senryu heeft het over de kleine kantjes van de mens die op de korrel worden genomen. In de senryu spelen natuurbeelden nauwelijks een rol. Ook de haiku kan echter best komisch zijn. Haiku en senryu hebben met elkaar gemeen dat ze een plotselinge ontdekking weergeven, een inzicht in de dingen, ze zijn nooit bedacht of beredeneerd, hoe veel moeite het soms ook kost om de juiste woorden te vinden. Soms is de grens tussen haiku en senryu moeilijk te trekken, vooral omdat haiku vandaag de dag niet noodzakelijk meer over de natuur moet gaan en best ook een komische pointe kan bevatten.
zij studeert talen weet geen woord uit te brengen- als hij haar liefkoost (L. Barbiers). |
Precies zijn baas zoals de hond staat te kijken naar de vlieger (Issa). |
Ze krijgen bezoek aan die scheldpartij komt voorlopig een eind. |
De kat op het dak zit rustig te luisteren hoe zij hem uitscheldt. |
Haiku en senryu kunnen haast ongemerkt in elkaar overgaan:
Bomen in de stad: ze moeten het wellicht van hun wortels hebben. |
Iedere avond laten mijn hondje en ik elkaar even uit. (G. Meyling) |
Het hert schudt even een vlinder af die wegvliegt en slaapt weer verder (Issa). |
't Begint te gieten de jonge eendjes vluchten het vijvertje in. (Shiki) |
Lange tijd bleef de Japanse haikupoëzie ontoegankelijk voor het Westen. Terwijl de haiku beknopt is en in een onpersoonlijke, nuchtere stijl is gesteld, lag de nadruk in de westerse poëzie op emotionele zelfexpressie.
De vertaling van Japanse haiku is niet eenvoudig. Het Japans kent geen lidwoorden en kent het onderscheid niet tussen enkelvoud en meervoud. Het onderwerp wordt vaak verzwegen! Hierdoor vervaagt het onderscheid tussen het persoonlijke en het algemene. Vaak gebruikt men bovendien gelijkluidende woorden die voor tweeërlei interpretaties vatbaar zijn. Dat maakt de vertaling er niet gemakkelijker op. Soms zijn verschillende vertalingen mogelijk en moet men kiezen.
Ondertussen is de haikudichtkunst in vele landen verspreid. De Japanse haiku's werden in vele talen vertaald; omgekeerd worden westerse haiku's in meerdere talen gepubliceerd; naast haikubundels en haikuhandleidingen verschijnen er ook haikutijdschriften en zijn er haikuverenigingen aan het werk. Dikwijls worden ook wedstrijden voor haiku's georganiseerd.
De tijd is voorbij dat alleen de Japanse haiku als model werd genomen. West-Europa, Amerika en Afrika gaan ieder hun eigen weg en schrijven haiku's die niet met de Japanse overeenstemmen. Dat is normaal; het zijn totaal andere culturen.
Haiku wordt ook niet meer automatisch in verband gebracht met zen. Toch blijft het ermee verwant. De dichter wil zijn ervaring zo precies mogelijk verwoorden en dat ligt in de lijn van zenbeoefening.
Haiku wortelt in de Japanse religie, het shintoïsme waarin de natuurbeleving centraal staat. Shinto is de Goddelijke Weg die leidt tot de bewustwording van de eigen volmaakte natuur. Shintoïsme is natuurmystiek. Deze religie kent geen dogma’s en maakt geen systematisch onderscheid tussen goden en mensen of tussen goden en bomen.
Haiku wortelt ook in het boeddhisme dat uit China is overgenomen. De idee van verlichting, de eenwording met de volkomen leegte, het Boeddhabewustzijn, het zijn allemaal elementen die terugkeren in haiku. Het zenboeddhisme is sterk gericht op verlossing en verlichting, niet in een hiernamaals maar in deze aarde, hier en nu. Het is anti-intellectualistisch, wars van alle theorie en hecht veel waarde aan de intuïtie. Zen is de leer van de plotselinge verlichting of satori die midden in het gewone leven kan ervaren worden. Het is een eenheidservaring waarin de dualiteit tussen waarnemer en waargenomen object opgeheven wordt. Hierin ligt het verband met haiku. Het plotselinge inzicht is er immers kenmerkend voor. Dat vraagt een alerte en ontvankelijke geest. Ook de idee van het mededogen, zo typisch voor het Boeddhisme, vinden we terug in haiku. De Japanse haikuïsten voelden zich verwant met de hele levende natuur.
Een paar voorbeelden:
Ik maak een ommetje voor een glanzende herfstdraad die mijn pad verspert. |
Na de wandeling – Hoeveel herfstdraden heb ik Onwetend vernield? |
Toch zijn haiku’s niet sentimenteel. De haikudichter is nuchter en zakelijk. Haiku en zen zijn veeleer verwant met de glimlach, het besef van de vergankelijkheid der dingen, de humor en de paradox.
De haiku wordt gekenmerkt door zijn eenvoud. Maar schijn bedriegt! Eenvoud blijkt in de praktijk niet zo gemakkelijk te zijn. Haiku bevat ongetwijfeld een element inspiratie maar er komt ook veel transpiratie aan te pas. De tekst moet meestal nog worden bijgeschaafd om die sprekender of beknopter te maken. Maar, zoals Bart Mesotten, de gangmaker van de haikudichtkunst in Vlaanderen, schrijft, een haiku mag geen zweetgeur hebben, hij moet fris en nieuw overkomen en de indruk wekken dat hij spontaan en in één ruk geschreven werd.
De vorm van het haikuvers 5-7-5 is in principe strak. Vandaag de dag wordt die regel echter soepeler gehanteerd waarbij meer de aandacht uitgaat naar de geest van haiku dan naar het schema. Die afwijking van het schema mag dan ook weer niet de regel worden, anders is er geen haiku meer. Ook het omgekeerde uiterste moet worden vermeden, namelijk dat men elke tekst die in 5-7-5 gesteld is als een haiku beschouwt, terwijl het alleen maar een feitelijke mededeling is. Soms gebruikt men nutteloze stopwoorden om toch maar aan vijf, zeven, vijf te komen wat de waarde van de haiku verder onderuithaalt.
Vooral in het Engels wordt van het vijf-zeven-vijf-schema afgeweken. Algemeen wordt thans aanvaard dat, als men een betere haiku kan maken met een afwijkend syllabenpatroon, men dat ook beter doet. Het heeft weinig zin een slechte haiku te schrijven alleen omdat hij het juiste aantal lettergrepen bevat. De afwijking van de regel moet een meerwaarde betekenen tegenover het vijf-zeven-vijf schema en mag dus niet te pas en ten onpas worden toegepast.
Haiku bevat een pauze tussen het eerste en het tweede deel. Deze pauze komt na de eerste of na de tweede versregel en is meestal te herkennen aan een gedachtestreepje of een ander leesteken. Wanneer de haiku start met een hoofdletter, dan eindigt hij steeds op een punt, maar hij kan ook volledig in kleine letters geschreven worden, zonder leestekens, tenzij waar dat echt nodig is voor een goed begrip.
Gestreefd wordt naar een spaarzaam en trefzeker woordgebruik met weglating van alle overbodige details:
Aan een kinderhand
omzichtig aan land gebracht
een emmertje zee
(P. Vyncke).
De woorden zijn zo gewoon mogelijk. Men gebruikt zo weinig mogelijk adjectieven. Haiku is heel zakelijk. De haikuïst is het erom te doen de dingen te tonen zoals ze werkelijk zijn.
Haiku wordt gekenmerkt door soberheid: zo wil de haikudichter het gevoel van leegte en stilte oproepen. Haiku is de kunst van het weglaten. Snoeien is de boodschap!
Haiku wordt zo veel mogelijk geschreven in de onvoltooid tegenwoordige tijd, dit om de kracht van de oorspronkelijke ervaring niet verloren te laten gaan.
De meeste klassieke Japanse haiku's bevatten een seizoenwoord of kigo, een woord
dat verwijst naar het seizoen, zoals bloesems, of dorre bladeren of sneeuw.
Haikuverzamelingen werden daarom meestal zelfs naar de seizoenen gerangschikt.
Het Japanse leven was doordrongen van de liefde tot de natuur, vandaar het grote
belang dat aan de wisseling der seizoenen wordt gehecht. Zo worden grote
volksfeesten georganiseerd naar aanleiding van het bloeien van de kerselaar of
het planten van de jonge rijst. Menigten trekken erop uit om de rode
herfstbladeren te zien of de sneeuw. Honderd jaar geleden echter heeft Shiki de
haiku op een moderner spoor geplaatst. Hij vond de seizoensgevoeligheid niet
langer een wezenlijk bestanddeel van haiku. Thans wordt in Japan, onder invloed
van het buitenland, aanvaard dat de haiku niet altijd een seizoenwoord moet
bevatten. In de moderne haikupoëzie duiken steeds meer beelden op die met het
stadsleven verband houden.
Dit neemt niet weg dat de natuur het centrale thema blijft, ook al wordt dat
begrip thans ruim opgevat, namelijk in de zin van natuurgetrouw, echt of
authentiek.
Traditioneel werd ook aangenomen dat de persoon van de dichter geen rol mocht spelen in het haikuvers. Ook die regel wordt thans genuanceerd. Woorden zoals “ik” of “mijn” mogen gerust worden gebruikt. Ook gevoelens hebben hun plaats in haiku, wel worden die niet expliciet vernoemd maar veeleer gesuggereerd door het gebruik van natuurbeelden.
de lente gaat heen vogels tjilpen, in het oog van vissen een traan. (Basho) |
Wilde ganzen – elk kwettert zijn eigen roddelverhaal. (Issa). |
Commentaren, algemene overwegingen of oordelen blijven best achterwege.
Basho is de grondlegger van de haikudichtkunst. Soms wordt hij ook wel de "reus van het dwerggedicht" genoemd. Hij leerde zijn volgelingen dichten in de taal van het gewone volk en elke vorm van gezochtheid of gekunsteldheid te vermijden. Hij gaf hun de raad: "Neem duizendmaal je gedicht op de lippen" en: "men moet niet zeggen dat iets droevig is maar dingen tonen die droevig zijn uit zichzelf”. Het vers moest ineens ontstaan, als bij blikseminslag.
Zijn bekendste haiku is:
O, oude vijver!
een kikvors springt van de kant,
geluid van water.
Basho wil hiermee het levende ogenblik, de springende kikvors, als het ware hoorbaar maken. Hij onderwees hiermee zijn leerlingen dat haiku niet alleen een techniek maar ook een geestesgesteldheid is, namelijk een staat van ontvankelijkheid en de bereidheid om het leven te aanvaarden zoals het komt. Basho werd de dichter van het volk, en de haiku werd volksdichtkunst. Na hem kwamen Buson, de schilder-dichter, ook wel de tweede pijler van de haikudichtkunst genoemd. Twee andere belangrijke figuren zijn Issa en Shiki.
Er staat geschreven: geen bloesems plukken - maar de wind kan niet lezen (anoniem) |
Heel die lentenacht eindigde in morgenrood op kersenbloesem. (Basho). |
Haiku heeft ook in het Westen ingang gevonden. In het Nederlandse taalgebied
heeft vooral mevrouw Van Tooren bijgedragen tot de opkomst en bloei van haiku.
Zo heeft ze vele haiku's uit het Japans vertaald. Vlaanderen en Nederland hebben
ook hun eigen haikucentrum. De drijvende krachten in Vlaanderen zijn Karel
Hellemans en Bart Mesotten. Vooral laatstgenoemde heeft veel over haiku
geschreven. Een van zijn meest bekende werken is “Een verre vogel". Het centrum
geeft ook het tijdschrift “Vuursteen” uit met tal van haiku's en commentaren
hierop. In "Vuursteen" vindt men artikels, nieuwe haiku’s, boekbesprekingen en
allerhande mededelingen. Jaarlijks verschijnen hiervan vier afleveringen en
sedert 1996 geeft Haikoe-centrum Vlaanderen ook een kantelkalender uit.
Ondertussen zijn zowel in Vlaanderen als in Nederland tientallen bundels met
haiku's verschenen. Tevens zijn er haikukringen ontstaan in Vlaams-Brabant, in
Limburg en in West-Vlaanderen. De kring in West-Vlaanderen draagt de naam de
Fluweelboom. Op de tweemaandelijkse bijeenkomsten die doorgaan te Bissegem
worden telkens drie haiku’s van de leden becommentarieerd. Dat levert vaak
betere haiku’s op. Er bestaat zelfs een kring voor Latijnse haiku's, Harundine
genaamd die in Brabant bijeenkomt! In Nederland zijn er ongeveer 20 kernen
werkzaam. Jaarlijks vindt er ook een haikudag plaats te Wilrijk waar leden van
de verschillende kernen elkaar kunnen ontmoeten. Momenteel zijn er al meer dan
honderd haikubundels verspreid. Haiku geniet dus een stijgende populariteit, die
vooral te danken is aan de haiku's van Herman Van Rompuy, de voorzitter van de
Europese Raad.
Druppels
volgen langs het beslagen vensterglas niet ingrijpen |
ze zijn niet
wit meer mijn witte kippen in de pas gevallen sneeuw |
wakker worden in dit stille licht en weten het heeft gesneeuwd |
wolkenschaduwen vluchten over de velden de wind achterna |
zij studeert talen weet geen woord uit te brengen als hij haar liefkoost (L. Barbiers) |
Precies zijn
baas zoals de hond staat te kijken naar de vlieger (Issa) |
Ze krijgen
bezoek aan die scheldpartij komt voorlopig een eind |
De kat op het
dak zit rustig te luisteren hoe zij hem uitscheldt. |
Het hert
schudt even een vlinder af die wegvliegt En slaapt weer verder (Issa) |
Rustig
doorbladert hij het inkijkexemplaar – tot aan het prijskaartje (Ferre D.) |
O, oude vijver! Een kikvors springt van de kant, Geluid van water (Basho) |
Nieuwjaarsgeschenken; ook de baby aan de borst steekt twee handjes uit (Issa) |
Er staat geschreven: geen bloesems plukken. Maar de wind kan niet lezen |
Heel die
lentenacht eindigde in morgenrood op kersenbloesem (Basho) |
de lente gaat
heen vogeltjes tjilpen, in het oog van vissen een traan (Basho) |
’t Begint te
gieten de jonge eendjes vluchten het vijvertje in (Shiki) |
Iedere avond laten mijn hondje en ik elkaar even uit (Meyling) |
Ik maak een
ommetje voor een glanzende herfstdraad die mijn pad verspert |
Wilde ganzen – elk kwettert zijn eigen roddelverhaal (Issa) |
Het betonnen
paaltje in de parkeergarage – ik hoorde het staan (Ferre D.) |
De kat wordt
wakker, en met enorme geeuwen gaat hij uit vrijen (Issa) |
Na de
wandeling hoeveel herfstdraden heb ik onwetend vernield? |
Aan een
kinderhand omzichtig aan land gebracht een emmertje zee |
In de sloot paren de padden zich driftig het lenteleven in |
Een boom vol bloesems in een wit berijmde wei. de lente vriest vast |
Vlokken vederlicht Landen zacht op de takken. Schoonheid in laagjes. |
Een meeuw op één poot stokrecht staande in de zee. De kou deert haar niet. |
Bij valavond schuift een wolk langs de volle maan – helwit wordt wazig. |
Monniken bidden binnen muren, zacht gekleurd als woestijnzand. |
In het morgenrood, op de tip van het graanblad, de rijp van het voorjaar! (Onitsura) |
Pruimbloesemgeur, en – plotseling gaat de zon op over het bergpad (Basho) |
Voorjaarswateren, door een land zonder bergen stromend en stromend (Buson) |
Langs het zandig strand loopt een rij voetstappen, lang als zo’n lentedag (Shiki) |
Een fazant die schreeuwt; naar vader en moeder, die dood zijn, verlang ik (Basho) |
Kom hier, klein musje jij hebt toch ook geen moeder – spelen we samen? (Issa) |
In lenteschemer aan een kaarsvlam een kaarsvlam opnieuw ontsteken (Buson) |
Roze hibiscus In bloei langs de landweg! Maar mijn paard at hem op (Basho) |
Zachte zomernacht, wolken in en wolken uit snelt de volle maan (Ranko) |
Watergroen rijstveld, vol kersebloesems vallend, in de sterrenacht (Buson) |
Nog eens weer vergeefs opent hij zijn snaveltje, eenzaam vogeljong (Issa) |
Een vlinder kwam en vloog weg met een vlinder in de bloesemtuin (Issa) |
Diep in de bossen
schrijdend door rode blaren
roept een hert; altijd,
als die kreet weer gehoord wordt
droevig is dan het najaar
R. Leune