Op deze pagina vindt u de inleiding van Roland Leune op de bijeenkomst van onze leesgroep, met als thema
Goede avond ! Welkom allemaal op deze aforismenavond.
Het Davidsfonds en de bibliotheek hebben mij uitgenodigd om deze avond te
verzorgen en het is een heel genoegen hier te kunnen op ingaan.
Het aforisme is een heel ander genre dan de roman, het gedicht of de haiku; het
situeert zich ergens tussen filosofie, poëzie en humor.
Wat is een aforisme? Van Dale definieert het als volgt: "een korte, pittige
spreuk, op zichzelf staande sententie, die geen deel uitmaakt van een bepaald
denksysteem, maar wel karakteristiek is voor een bepaalde gedachtengang of
geesteshouding, syn. Zinspreuk".
Zoals uit deze definitie blijkt is het aforisme een korte, puntige, raak
geformuleerde levenswijsheid. "Een korte knal, en de roos getroffen", zo
omschreef de Franse abbé Joseph Roux het aforisme in aforistische stijl. Volgens
de Duitse aforist Hohenemser moeten aforismen fonkelen en geslepen zijn als
edelstenen.
Het aforisme is al heel oud. Zo bestaan er heel wat Latijnse maximen en spreuken
die opvallen door hun kernachtigheid en bondigheid. Het Latijn schijnt zich daar
uitstekend toe te lenen. Denken we maar aan het befaamde "homo homini lupus” (de
mens is een wolf voor zijn medemens), “vox audita perit, littera scripta manent”
(gesproken woorden verdwijnen, geschriften blijven), “virtus in medio” (de deugd
ligt in het midden).
Korte en rake formuleringen zijn moeilijker dan lange uitweidingen. Het is
gemakkelijker langdradig te zijn dan bondig. Denken, zo wordt gezegd, is voor 10
procent inspiratie en voor 90 procent transpiratie, en dat geldt ook voor het
aforisme. Vijlen, schaven, slijpen en schrappen is dus de boodschap. Dit is niet
verwonderlijk: aforismen groeien en evolueren. Waarom heet mijn bundel dan
“weerlichtjes”, vraagt u zich misschien af? Suggereert die term niet een korte
flits? Dat klopt, maar even waar is dat de intuïties die er aan de basis van
liggen pas opkomen na lang nadenken. Aforismen zijn het verrassende eindpunt van
iets dat soms al lang aan het gisten was, ze komen dus niet zomaar op uit het
niets. Om ze te kunnen neerpennen moet de schrijver meer dan eens worstelen met
de taal Dat gevecht kan hij nooit definitief winnen. De taal is en blijft een
uitdaging. Gelukkig maar, anders is het niet meer mogelijk creatief te zijn.
Wie heeft aforismen geschreven? Latijnse auteurs, zoals gezegd, maar ook
opvallend veel Franse. Enkele belangrijke namen zijn ongetwijfeld Vauvenargues,
Chamfort en vooral La Rochefoucauld. Door hun aforismen hebben zij een
vooraanstaande plaats verworven in de Westeuropese letterkunde omdat zij met hun
scherpe pen de onechtheid in de menselijke verhoudingen wisten bloot te leggen
en de kunst verstonden om hun observaties in rake bewoordingen te formuleren.
Wie aforismen zegt, mag uiteraard F. Nietzsche niet over het hoofd zien. Hij is
een echte meester in het genre, en zijn invloed is grotendeels te wijten aan de
aforistische stijl die hij hanteerde om zijn ideeën te formuleren zodat die nog
steeds een groot publiek aanspreken.
Ook tal van onbekenden hebben aforismen geschreven, maar dan occasioneel. Soms
is van hen niet meer dan één rake uitspraak bewaard gebleven. Hun namen zijn
niet terug te vinden in een encyclopedie. Misschien hebben zij in hun leven wel
iets meegemaakt dat hen tot een bepaald inzicht bracht en wisten zij het onder
woorden te brengen op een wijze die ook anderen aansprak omdat het met hun eigen
levenservaring strookte.
In het Nederlandse taalgebied bestaan er verschillende goede verzamelingen
aforismen, o.m. de collectie van Cees Buddingh, Margadant, Gerd de Ley en
Multatuli
Wat trekt mensen aan in het aforisme? Het voordeel van het aforisme is
ongetwijfeld dat het zeer uiteenlopende gebieden van het bestaan bestrijkt. Er
is geen onderwerp waarover geen aforismen kunnen worden geschreven. Vrijwel
alles wat de mens ooit gedacht of gevoeld heeft over welk onderwerp dan ook, kan
in de vorm van een aforisme worden gegoten.
Humor is een van de belangrijkste troeven van het aforisme, uiteraard, mensen
voelen zich sterk aangesproken door een geestige formulering van een idee die
tevens een kern van diepe ernst bevat. De beste beloning voor de
aforismenschrijver is de glimlach van de toehoorder of lezer. Van aforismen ga
je niet plat achterover van het lachen, maar zij lenen zich wel tot een
glimlach. Aforismen moeten echter iets meer te bieden hebben dan alleen
entertainment of oppervlakkig amusement. Ze moeten ook diepgang hebben en
aanzetten tot reflectie.
Niet alle aforismen trouwens hebben trouwens een grappige inhoud. Zo zijn de
aforismen van La Rochefoucauld erg pessimistisch getint. Kenmerkend voor de
mens, zo zegt hij, is dat hij vooral door zijn eigenbelang gedreven wordt. Deze
op het eerste gezicht vrij banale waarheid weet hij echter te combineren met een
sterk analytisch vermogen en een scherp doorzicht in tussenmenselijke
verhoudingen. Juist die combinatie maakt zijn aforismen zo lezenswaardig en zo
actueel.
Aforismen moeten beknopt en bondig zijn, maar er zijn geen verdere
vormvereisten. Dat onderscheidt ze bijvoorbeeld van de haiku’s waarin niet
alleen de uiterste bondigheid wordt nagestreefd maar waar ook nog de regel geldt
van respectievelijk 5-7-5 lettergrepen. In tegenstelling tot haiku’s bevatten
aforismen algemene waarheden. Ze zijn abstract geformuleerd; de haiku
daarentegen is een rake observatie van een heel concreet feit of gebeuren, bij
voorkeur in de natuur Aforismen bevatten vaak paradoxen of schijnbare
tegenstellingen. Hiervan enkele voorbeelden: “Je moet maat betrachten, maar ook
dat dien je met mate te doen”, en, “hoe sneller veranderingen elkaar opvolgen,
hoe meer hetzelfde terugkomt”. Of: “ik ben niet bijgelovig, dat brengt alleen
maar miserie mee”. Ook de pessimist die zucht dat hij er nooit in zal slagen een
goed pessimist te zijn drukt een paradox uit. Dat betekent niet dat alle
aforismen noodzakelijk paradoxen moeten bevatten – er bestaan ongetwijfeld ook
andere rake formuleringen – maar paradoxen geven er wel pit aan, omdat ze het
vertrouwde denkkader openbreken en de lezer verrassen. Voor wie meer over
paradoxen wil vernemen is het boek “le trésor des paradoxes” van P. Boulanger en
A. Cohen beslist een aanrader (Parijs, Editions Belin, 2007).
Hoe ben ik tot het schrijven van aforismen gekomen? Mijn aforismen gaan terug op
een boek dat ik enkele jaren geleden over goed en kwaad geschreven en in eigen
beheer uitgegeven heb. Daarin heb ik gezocht naar criteria om goed en kwaad van
elkaar te onderscheiden. Dit heeft mij geïnspireerd tot allerlei beschouwingen
die hun neerslag hebben gevonden in deze bundel. Hierin heb ik de aforismen
thematisch gegroepeerd in hoofdstukken gewijd aan tussenmenselijke verhoudingen,
denken en wijsheid, emoties en strevingen, religie en ethiek, en ten slotte de
maatschappij. Daarnaast bevat de bundel een hoofdstuk allegaartjes waar de meest
uiteenlopende thema’s aan bod komen.
Het aforisme wordt soms bekritiseerd omdat het te fragmentarisch zou zijn en
niet in staat de complexe realiteit te vatten. Dat is waar maar dat geldt voor
filosofische systemen en wereldbeschouwingen in het algemeen: elk systeem legt
bepaalde accenten, is tot op zekere hoogte eenzijdig. Het komt erop aan zich van
dat gevaar bewust te blijven en eenzijdigheid of overdrijving zoveel mogelijk te
vermijden. Trouwens overdrijvingen leveren nooit een goed aforisme op, maar ten
hoogste clichés. Een andere kritiek is dat aforismenschrijvers zich te veel
laten leiden door de zucht naar originaliteit. Ook tegen dat gevaar bestaat maar
één remedie, namelijk waakzaamheid. Als de schrijver trouwens sensatie zoekt of
te veel zichzelf in het licht wil stellen, kan hij geen originele aforismen meer
schrijven. Ook dat is een paradox.
Sommigen zijn niet zo te vinden voor aforismenbundels omdat ze die niet in één
ruk kunnen uitlezen als een roman. Het antwoord hierop is dat ze ook niet met
die bedoeling zijn geschreven. De ideale plaats voor die bundels zijn het
nachtkastje. Is het niet aangenaam vlak voor het slapengaan nog een paar
aforismen te lezen en met een glimlach in te slapen?
R. Leune.